APRA

Aanval op Batavia

(bron wikisage)

De tweede fase van de coup d’état mislukte omdat de meerderheid van de commandanten van het Indische leger samenwerkte met het Indonesische gouvernement en weigerde steun te verleden aan de acties van Westerling. Op de avond van 22 januari vertrokken Westerling en drie andere APRA-leden naar Padalarang. Het was de bedoeling een transport wapens naar Batavia te begeleiden, die afkomstig waren uit de kazerne van het Korps Speciale Troepen te Batoedjadjar, ongeveer 14 kilometer ten westen van Bandoeng. Deze wapenactie was hard nodig omdat een eerdere overval op een wapen- en munitietransport (op 10 januari) was verijdeld door het optreden van de KNIL-officieren majoor G.H. Christan, kapitein G.H.O. de Wit en anderen.

De wapens waren voor het grootste gedeelte bedoeld voor de 400 Menadonezen van luitenant-kolonel Rappar. Na enige tijd verschenen twee voertuigen, bemand met vier APRA-leden; zij hadden slechts 6 pistoolmitrailleurs. Westerling had 10.000 gulden betaald als omkoopsom, zodat de kust veilig leek om de wapens weg te halen. Onverwachts echter sloeg een officier te Batoedjadjar alarm, zodat alle plannen van het APRA in duigen vielen. Het enige wat Westerling met zijn kleine troep kon doen was naar Batavia rijden en rekenen op commissaris Merghardt met zijn 1.200 man politie. Tijdens de rit naar de stad werd men verschillende keren door postencommandanten van het Indonesische leger aangehouden maar kon men toch iedere keer de tocht voortzetten. Westerling ging direct na aankomst naar een bespreking met de officieren Rappar, Kolmus en anderen. Een ander APRA-lid ging naar commissaris Merghardt, die echter onverwachts iedere medewerking weigerde.

Er werd nog een vertwijfelde poging gedaan om aan wapens te komen door de kazerne van de politie aan de Telokbetongweg te overvallen maar toen het Indonesische leger een aanval op de kazerne deed was de zaak verloren. Tijdens dit gevecht sneuvelde een aantal APRA-leden. In de namiddag van 23 januari trok de APRA-groep Van der Meulen, die te Bandoeng was gelegerd, zich vrijwillig terug na een conferentie bij de staf van generaal Engles, troepencommandant van West-Java, waarbij drie Unci-leden, een vertegenwoordiger van het APRA en de chef-staf van de Siliwangi-divisie aanwezig waren. De woning van APRA-lid luitenant-kolonel Rappar te Batavia werd door eenheden van het Indonesische leger aangevallen, waarbij hij met een aantal getrouwen sneuvelde.